Hoe ver ga je?  Maatschappelijk verzet en de grenzen van geweld. Domela-lezing door Willem de Haan

De Domela-lezing op de Domela-dag (19 november 2023) is dit jaar gehouden door journalist en documentairemaker Willem de Haan van Stichting Onkruit vergaat niet. Het thema van zijn lezing is: ‘Hoe ver ga je?’ Actiegroepen en sociale bewegingen worstelen altijd met de vraag of geweld bij acties toelaatbaar is of niet; vanaf de bomaanslag tijdens de gevangenschap van dienstweigeraar Herman Groenendaal (1921) tot de recente acties waarbij klimaatactivisten van Just stop Oil zich aan schilderijen vastkleven. Die discussie heeft altijd meerdere dimensies: wat is eigenlijk geweld? En kijk je vanuit een moreel standpunt of vooral vanuit tactisch standpunt: brengt het je doel dichterbij?

Publicatie in de reeks Domela Nieuwenhuis lezingen

Begin volgende jaar zal het Domela Nieuwenhuis Fonds de lezing van Willem de Haan met de aansluitende discussie (het laatste is nog onder voorbehoud) publiceren in de reeks Domela Nieuwenhuis lezingen. Met dank aan Willem de Haan, mogen wij de tekst van de lezing alvast hier publiceren. Wij hebben wat links en ook wat uniek beeldmateriaal uit onze eigen collectie toegevoegd.


DOMELA LEZING 19 november 2023

HOE VER GA JE?  Maatschappelijk verzet en de grenzen van geweld.

“Wie in oprechtheid wandelt, wandelt zeker de gevangenis in” ( F.D. Nieuwenhuis)

Geachte aanwezigen, alweer ruim 45 jaar geleden, op een mooie dag in juni 1977, liep ik met een klein groepje actievoerders de luchtmachtbasis van Gilze Rijen op. Zes jongens, één meisje. Ik was net 20, had lang haar en liep op klompen.

Willem de Haan (links) nog steeds op klompen (15-09-1979)
Onkruit protest F16
Spandoeken en verfbommetjes op de F-16 (Vliegbasis Twente 15-09-1979)

Ik had mij kort daarvoor aangesloten bij de antimilitaristische groep Onkruit (met een t). Behalve ons groepje waren er nog eens zo’n 200 duizend mensen afgekomen op de open dag van de luchtmacht. Op de luchtmachtbasis werden de nieuwe door Nederland aangeschafte F 16 straaljagers voor het eerst aan het publiek getoond. Wij stelden ons op aan de afzetting voor de F 16’s, telden af en gooiden onze meegesmokkelde verfzakjes met rode verf naar de moordwapens. Daarna deelden we pamfletten uit en werden al snel opgepakt door de bewaking. Na een verhoor op het politiebureau kwamen we aan het eind van de middag weer vrij. We waren euforisch, we hadden een Daad verricht! Na onze actie zouden de straaljagers van een nieuwe coating laag worden voorzien, de schade liep in de 10 duizenden guldens, dat hadden we ons niet gerealiseerd en gelukkig werden we niet persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de schade. Pas veel later, jaren later, stelde ik mezelf vragen bij de actie: was dit effectief? Was het acceptabel? Was er overeenstemming tussen doel en middel?

De vraag hoever je mag gaan als actievoerder is een vraag die – zolang er acties tegen de bestaande orde worden gevoerd – steeds opnieuw opduikt en waarop het antwoord niet zo simpel is. Legendarisch is natuurlijk de aanslag op 7 november 1921 voor de woning van een lid van de Krijgsraad die de dienstweigeraar Herman Groenendaal had veroordeeld. De plegers van die bomaanslag waren 4 jonge anarchisten, Kooyman, van der Linde, de Haas en Eekhof, die niet zozeer wilden protesteren tegen de veroordeling van Groenendaal, maar de arbeidersbeweging wilden aanzetten om uit protest tegen het kapitalisme bedrijven te gaan bezetten. Groenendaal zelf was het met die bomaanslag niet eens en beëindigde zijn hongerstaking die hij eerder was begonnen. Hier botste dus de actiemethodes: met geweld de orde veranderen of geweldloos strijden voor je ideaal .

Sommigen onder u zullen ook het legendarische verhaal kennen hoe de Amsterdamse onderwijzer Klaas Blauw, lid van de Moker groep, in 1924 in Friesland om het leven kwam toen zijn pistool per ongeluk afging op bezoek bij de familie Hof. De Moker was een netwerk van los georganiseerde anarchistische jongeren, dat van 1923 tot 1928 actief was in diverse delen van Nederland. Blauw was op weg naar het café van zijn oom Leffert Blauw in Wijnjeterp om een toespraak te houden. Bij de familie Hof in Terwispel toonde hij zijn wapen aan zijn vriend Herman Schuurmans waarbij het pistool per ongeluk afging. “Wat doe je nou,” riep Klaas, “je hebt me in m’n donder geschoten.” Dat waren zo’n beetje zijn laatste woorden voordat hij overleed.

De Moker jongeren waren niet tegen wapens, al droegen ze die naar eigen zeggen vooral alleen om zich te verdedigen tegen rechtse groepen. Links Nederland heeft praktisch nooit wapens gedragen, maar het jeugdig ongeduld van de Moker groep zullen we in verschillende gedaanten de loop van de geschiedenis vaker terugzien bij linkse activisten.

Dames en heren, het is mij werkelijke en grote eer om hier vandaag de jaarlijkse Domela lezing uit te spreken.

Het onderwerp van mij lezing is de vraag: hoever kan je gaan in je strijd voor een betere wereld? Kan geweld daarbij gerechtvaardigd zijn? En wat is dan precies geweld? Ik zal mij daarbij concentreren op de periode vanaf de jaren 60 tot nu. Ik zal u laten zien dat onenigheid over actiemethoden vaak een splijtzwam in de beweging is geweest, maar ik beloof u een hoopvol einde: juist geweldloos verzet is vaak de meest effectieve methode, zo blijkt uit een recent onderzoek van de Amerikaanse politicologe Erica Chenoweth.

Domela en geweld

Maar laten we eerst kijken wat de naamgever van deze lezing, Ferdinand Domela Nieuwenhuis eigenlijk dacht over het gebruik van geweld voor een betere wereld. De historicus Jan Willem Stutje stelt zichzelf die vraag letterlijk in zijn biografie over Domela Nieuwenhuis. “Domela sprak zich er niet eenduidig over uit,” schrijft Stutje. “Hij verwierp de terroristische aanslagen van de jaren 90 van de 19e eeuw, vooral vanwege de onschuldige slachtoffers, maar gemakkelijk viel het hem niet. Hij koesterde nu eenmaal sympathie voor figuren die in staat waren uit hun leer de uiterste consequentie te trekken”, zegt Stutje op pagina 330. Maar ging het om strijd tegen dictaturen en hun leiders, dan keurde hij geweld goed. Domela was antimilitarist, en op zijn instigatie zag in 1904 de IAMV, de Internationale Anti Militaristische Vereniging het licht. Aanvankelijk was Domela een pacifist, schrijft Stutje maar later koos hij niet meer voor de leuze ‘de Wapens Neder’, maar voor ‘de Wapens hier.’ In vredestijd zouden arbeiders in militaire dienst moeten gaan, vond Domela, ze konden daar gratis leren schieten en dat kon later van pas kunnen komen. Maar in tijden van oorlog hamerde Domela juist op massale dienstweigering en algemene werkstaking. Terzijde merkt Stutje op dat Domela zelf zijn zoon Ferdinand overigens buiten de dienstplicht wist te houden door hem naar het buitenland te sturen.

Stutje beschrijft Domela’s opvattingen als een zoektocht, een dwaalleven. Zijn opvattingen ontwikkelden zich vol contrasten, conflicten en keerpunten, zegt Stutje. Binnen de IAMV woedde ten tijde van de Spaanse burgeroorlog een heftige discussie waarbij de pacifisten tegenover de antimilitaristen stonden, maar Domela was toen allang overleden.

Ook Arend Hazekamp, auteur van het in 2023 verschenen boek ‘geestverwanten van Domela Nieuwenhuis’ merkt op dat Domela ambivalent tegenover geweldsgebruik stond. Hazekamp legt nog een ander accent: Voor Domela stond de ontwikkeling van de arbeider centraal als verzet tegen de bazen. Hij propageerde de algemene gedisciplineerde werkstaking, en die stakingen waren bijna nooit gewelddadig. Er waren arbeiders die wapens hadden, zegt Hazekamp, maar die zijn nooit gebruikt. Als er al eens een steen door een ruit ging gebeurde zelfs dat heel gedisciplineerd, Domela Nieuwenhuis propageerde ook de geheelonthouding om acties niet uit de hand te laten lopen. Discipline kwam uit de groep zelf, Domela riep er niet toe op… Zijn credo was: Om opgewassen te zijn tegen de bazen moeten de arbeider zich scholen, in plaats van erop los te gaan.” Wat ook meespeelde, zegt Hazekamp, is dat politie en marechaussee vaak massaal aanwezig waren bij acties. Gewelddadig verzet zou kansloos geweest zijn.

Toename protest

We maken een sprong naar onze tijd: de laatste jaren zien we overal om ons heen een opleving van maatschappelijk protest en verzet tegen de overheid. Ik geef u daarvan een kort overzicht. Ruim 10 jaar geleden, in november 2011 droegen activisten bij de Nationale Sinterklaasintocht in Dordrecht T-shirts met de leus ’Zwarte Piet is racisme’. Dat was het begin van een lange campagne tegen het racistische karakter van de figuur van Zwarte Piet. Die actie, en vele geweldloze acties bij latere Sinterklaasintochten, maakte een maatschappelijk debat los, dat uiteindelijk leidde tot aanpassingen in het Nationale Sinterklaas journaal, en de opkomst van de roetveegpiet. Veel Sinterklaas intochten zien er tegenwoordig totaal anders uit dan jarenlang gebruikelijk was, en gelukkig maar. Al moest ik vorig jaar bij de Sinterklaasviering in het Friese Appelscha, – van oudsher één van de oude bolwerken van het anarchisme – vaststellen dat er geen enkele roetveegpiet te zien was. Maar dat terzijde. In 2022 zagen we in Staphorst nog relletjes bij de Sinterklaasintocht, maar het zijn achterhoedegevechten. Het vreedzame protest was succesvol.

Een andere vorm van protest die blijvend effect lijkt te hebben is de beweging Black Lives Matter, die een wereldwijde een eye-opener bleek voor institutioneel racisme. Aanhoudende manifestaties en demonstraties met de nodige media-aandacht maakten van dit thema een zaak die niet meer van de maatschappelijke en politieke agenda zal verdwijnen.

Wat ook niet meer van de agenda zal verdwijnen is het thema van het klimaat, mede aangewakkerd door de tot nu toe grotendeels geweldloze klimaat en milieuacties van de laatste jaren door groepen als Extinction Rebellion, Just Stop Oil en in Duitsland de groep Letzte Generation. We kennen allemaal de beelden van de massale blokkades van de A12 bij Den Haag, van activisten van Just Stop Oil die zich vastkleefden aan schilderijen in musea, de fietsactie op Schiphol tegen privé jets, en massale protesten in Duitsland tegen de bruinkoolwinning.

Die acties zijn tot nu toe grotendeels geweldloos al neemt het ongeduld toe: in de film ‘How to blow up a pipeline’ die de afgelopen zomer te zien was in de bioscoop zien we jonge Amerikanen een bom in elkaar zetten om een oliepijplijn op te blazen. De kijker mag zich een oordeel vellen: is geweld tegen klimaatvervuilendere industrie gerechtvaardigd? Het dilemma is zo oud als er protest en verzet is: hoe ver kan je gaan? Ik kom hier uitgebreid op terug.

Maar eerst kijken we nog even naar de wat ik voor het gemak maar de politiek rechtse kant van het spectrum noem: de laatste jaren zien we ook daar het maatschappelijk protest toenemen. Door de corona maatregelen van de overheid zagen we vanaf 2020 een groeiend protest van burgers die zich verzetten tegen allerlei beperkende maatregelen, soms met ludiek protest zoals het gezamenlijk koffiedrinken op het Museumplein, maar ook het in de fik steken van een corona test straat op Urk.

Boerenprotesten spoelen sinds eind 2019 over het land. De protesten gingen en gaan regelmatig gepaard met dreigende situaties, wegblokkades, brandende strobalen, en bestormingen van provinciehuizen zoals in Groningen en Den Bosch.

Is er bij, wat ik voor het gemak actievoerend links noem, altijd discussie over geweld, bij actievoerend rechts – ik noem grofweg de anti corona demonstranten, de voorstanders van zwarte piet, de boeren, is het mij onbekend of ook daar, net als bij links, voortdurende discussies zijn over het al dan niet toepassen van geweld. Ik zeg het met een slag om de arm, ik ken geen studies hier omtrent.

Blijft over wat we extreem rechts kunnen noemen: Daar zien we bijvoorbeeld brandbommen bij moskeeën zoals in Enschede, bedreigingen van politici, koran verbrandingen, antisemitisme, straatgeweld tegen zwarten en homoseksuelen. Dergelijk geweld zien we vooral bij extreem rechts, de inlichtingendiensten AIVD en de NCTV waarschuwden dit voorjaar niet voor iets voor geweld uit extreem rechtse hoek.

Meest extreme voorbeeld is natuurlijk de bestorming van het Capitool in Washington in januari 2021. Aangewakkerd door nota bene een oud president, die wraak wilde nemen voor zijn verlies bij de democratische verkiezingen.

Maar volgens onderzoekster Nikki Sterkenburg, die in 2021 op extreem rechts promoveerde, valt het geweldsgebruik van extreem rechts in Nederland, anders dan in bijvoorbeeld Duitsland, hier nog wel mee. Dat was anders in de jaren 80 en 90 zegt zij, daarna zakte rechts extremistisch geweld in, al neemt het de laatste jaren weer licht toe..

**

Het is niet eenvoudig al deze recente en diverse protestuitingen te duiden, ook de hoogleraar sociale verandering aan de Vrije Universiteit Jacquelien van Stekenburg heeft het daar naar eigen zeggen moeilijk mee. Een van haar constateringen is dat protest en verzet in zekere zin gedemocratiseerd is: tot voor twintig jaar was 90 % van de demonstraten en activisten volgens haar links georiënteerd en relatief hoog opgeleid. Dat is nu totaal veranderd zegt ze. Ook de verantwoordelijkheid ligt anders: zeker op rechts willen groepen die acties organiseren geen verantwoording dragen voor wie er komen. Het is ook een moeilijk te onderzoeken groep, zegt ze, want ook de wetenschap, die met enquêtes en vragenlijsten werkt, wordt in deze groep veel gewantrouwd.

Ik wil mij in deze veelheid van protest- en verzetsuitingen vanmiddag verder concentreren op de groep die in de woorden van van Stekelenburg “links georiënteerd is” dus gericht op maatschappelijke verandering naar meer gelijkheid en gelijkwaardigheid. Gericht is op een eerlijker verdeling van arm en rijk, en gericht op respect voor andere waarden dan alleen macht en geld, zoals welzijn en natuur. Hoe verhouden deze activisten zich tot de te gebruiken actiemiddelen en wat leert ons de recente geschiedenis? Ik geef u een overzicht.

PROVO

Op 5 juli 1963 vond in het Olympisch Stadion in Amsterdam een opmerkelijke demonstratie plaats tegen de NATO-Taptoe: een optreden van militaire muziekkorpsen van de NAVO. Daarbij trad ook een korps uit Portugal op, in die jaren een rechtse dictatuur. Negen linkse jongerenorganisaties in Amsterdam wilden daartegen demonstreren maar kregen geen toestemming. Actievoerders besloten daarop dan maar het veld op te rennen wanneer het Portugese militair orkest zou spelen. De Amsterdamse politie slaat de demonstranten met grof geweld van het veld. Op deze dag, zegt Henk Hofland in zijn befaamde boek ‘Tegels lichten’ op deze dag beginnen de roerige jaren 60.

Als de criminoloog Wouter Buikhuisen in 1965 in zijn proefschrift Achtergronden van nozemgedrag het begrip ‘provo’ introduceert – afgeleid van het woord provoceren – gebruikt Roel van Duijn het woord provo kort daarop als geuzennaam bij de oprichting van de Provo’s in mei 1965. Een jaar later ontsteken onbekenden rookbommen bij het huwelijk van Beatrix en Claus, en Provo had in de dagen daarvoor allerlei geruchten verspreid over hoe die dag uit de hand zou lopen. Wie de rookbommen gooide is nooit opgehelderd, maar Provo staan in één klap internationaal op de agenda. Veel aandacht trekt de groep ook met de wekelijkse happenings bij het beeldje van het Lieverdje op het Spui, en bij het uitdelen van krenten aan de politie op het Leidseplein. Waarom krenten? Ze staan enerzijds voor de krenterigheid in de samenleving, maar krenten rijmt ook aardig op het woord ‘regenten’. De politie houdt de activisten aan, laat ze weer los, de humor van de actie maakt de autoriteiten machteloos. In de beginselverklaring van Provo staat onder andere: “Provo roept op tot verzet waar het kan.” Dat klinkt behoorlijk vaag. Binnen Provo wordt wel gediscussieerd over het gebruik van geweld maar Provo altijd een ludiek actiegroep gebleven zegt oud oprichter Roel van Duijn.

Maar dan: Op 10 maart 1967 – op de dag van de anarchie- klinkt omstreeks half drie in de nacht een luide knal op het Olympiaplein bij de Apollolaan. Even later krijgt de politie een telefoontje van iemand die meldt dat de Revolutionaire Raad een aanslag op het Van Heutsz-monument heeft gepleegd. Dat monument, in 1935 door Koningin Wilhelmina onthuld, was vanaf het begin omstreden. Deze generaal had immers leidinggegeven aan de pacificatie van Atjeh, waarbij naar schatting 70 duizend inlanders om het leven waren gekomen. In 1966 was het monument al eens met witte verf besmeurd. De politie dacht bij de actie van 10 maart aan een actie van Provo’s, maar enkele al snel gearresteerde Provo’s bleken er niks mee van doen te hebben.

Elf dagen later werd de eerstejaars wis-en natuurkunde student Alex Mulder aangehouden, hij had de bom in elkaar geflanst. Ook de 20-jarige Jan Bruens, die als uitkijk diende, werd opgepakt. Zij waren geen Provo’s maar woonden wel in de door Provo’s betrokken voormalige Apollobioscoop in de Haarlemmerstraat en waren van daaruit op een Batavus naar het monument gebrommerd. Alex kreeg tien maanden met aftrek wegens vuurwapenbezit, Jan werd vrijgesproken. De schade – een verbrijzelde leeuwenpoot – was spoedig weer hersteld.

Binnen Provo leidde de actie tot veel gedoe. De meeste Provo’s wilden zich niet van de daders distantiëren, maar anderen wel. Er volgen intense discussies over de grenzen van actievoeren en de toepassing van geweld daarbij. Twee maanden na de aanslag op het monument heft Provo zich op, tijdens een bijeenkomst in het Amsterdamse Vondelpark. De geschiedenis gaf de actievoerders van toen uiteindelijk gelijk: in 1984 verdween de plaquette van van Heutz, het monument heet tegenwoordig het Indië monument.

De Maagdenhuis bezetting in mei 1969 is de volgende iconisch mijlpaal van verzet in de jaren 60. De bezetting duurde vijf slopende dagen voordat de politie het bestuursgebouw van de Universiteit van Amsterdam ontruimde. De bezetting en het politiegeweld leidde ditmaal niet tot tweespant binnen de groep bezetters, maar binnen het gezag, met name de PvdA, waar voor- en tegenstanders van hard optreden de degens kruisten. Er ontstaat een maatschappelijke discussie over de grenzen van burgerlijke ongehoorzaamheid. In 1972 verschijnt daarop het standaardwerk: “Recht, orde en burgerlijke ongehoorzaamheid” van de socioloog Kees Schuyt. Het thema is vanaf die jaren een blijvend onderwerp in linkse actiegroepen. Voor Schuyt moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan voordat burgerlijk en buitenwettelijk verzet gerechtvaardigd is. De belangrijkste regels van Schuyt: ten eerste: de parlementaire weg heeft niet tot oplossing van het probleem geleid; ten tweede: er moet een connectie zijn tussen doel en middel en ten derde: de acties moeten geweldloos zijn. Dat is dus ook een uitkomst van de Maagdenhuisbezetting: Het leidde tot heldere uitgangspunten wanneer wetsovertredingen gerechtvaardigd zijn.

Actiecultuur

Begin jaren zeventig komt de actiecultuur in Nederland echt tot leven, al is dat in de eerste jaren vooral een kwestie van theoretici. Links Nederland bestaat begin jaren 70 vooral uit zelfverklaarde revolutionairen die als aanhangers van Moskou, Peking of desnoods het Albanië van dictator Hoxa elkaar de tent uitvechten. Met steeds weer nieuwe afsplitsingen. Zo was in 1966 de groep Rode Jeugd opgericht, grotendeels bestaande uit oud CPN’ ers die nu de lijn van Peking verkozen. Met als markant boegbeeld de Amsterdammer Willem Oskamp. Oskamp is een klassieke agitator, en zijn club zit al snel vol met infiltranten van de binnenlandse veiligheidsdienst.

Voor Oskamp en de zijnen was de Socialistische Jeugd – een voortzetting van de oude AJC, een padvindersclub, PSP jongeren waren in zijn ogen veel te ethisch en de communistische ANJV was slechts, ik citeer “een dans- en feestclubje.” De lucht was zwanger van de onderlinge kinnesinne. De maoïsten kregen weer concurrentie van de maoïstische splinterpartij KEN: de Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland. Inmiddels is duidelijk dat de KEN in feite één van de grootste successen van de Binnenlandse Veiligheids Dienst was, de club werd door de BVD zelf opgericht, zonder dat de leden dat wisten. Zelfs de Chinese ambassade trapte er in. Tot midden jaren 70 vechten de maoïstische splinters, trotskisten en communisten elkaar de tent uit.

Geëngageerde jongeren die zich niet thuis voelen bij deze ideologische twisten herontdekken in de jaren zestig de vrije socialisten in Appelscha met hun jaarlijkse Pinksterlanddagen. De Vrije socialisten zijn eind jaren 60 vooral een gemeenschap van bevlogen ouderen. Maar door de opleving van het verzet tegen de oorlog in Vietnam en het in Appelscha beleden antimilitarisme trekt de belangstelling voor Appelscha begin jaren 70 weer aan.

Op de drempel van de jaren 70 groeit het activisme en worden de kiemen gelegd voor de kraakbeweging, de milieubeweging, vrouwenbeweging, anti kernenergie beweging en het antimilitarisme. De rol van de revolutionaire theoretici met de oeverloze vergaderingen, congressen, beginstelverklaringen en interne scheuringen is tanende, buiten parlementaire actievoerders nemen het roer over. Lidmaatschap van een politieke groepering is niet meer belangrijk. Het actievoeren komt op de eerste plaats en dat kan ook – zo blijkt – zonder allerlei ideologische ballast. De nieuwe sociale beweging neemt ook afscheid van het oude idee van de twee handen strategie van Roel van Duijn: enerzijds buitenparlementaire actievoeren, anderzijds deelnemen aan het parlementaire stelsel. Dat parlement komt vanaf de jaren 70 steeds meer onder vuur. Daar is de oplossing niet van te verwachten.

Onkruit

Een mooi voorbeeld daarvan is de actiegroep Onkruit die in 1974 ontstaat uit de Vereniging Dienstweigeraars. Aanleiding is de veroordeling van dienstweigeraar Kees Vellekoop die in december 1973 tot 21 maanden cel is veroordeeld omdat zijn politieke bezwaren tegen het leger niet zijn erkend. De Vereniging Dienstweigeraars ijvert vervolgens voor verruiming van de dienstweigergronden, maar een groepje binnen de Vereniging Dienstweigeraars besluit de antimilitaristische actiegroep Onkruit op te richten. Zij zeggen: wij gaan niet soebatten met de overheid welke bezwaren wel of niet erkend worden, die hele dienstweigerwet kan op de schroothoop: wij weigeren daar een beroep op te doen.

((Zie ook de tentoonstelling de Wapens Neder hier in dit gebouw, die u meeneemt in de geschiedenis van de totaalweigeraars van Onkruit. ))

Die nieuwe aanpak: geen compromissen met de overheid sluiten komt goed uit de verf bij een Onkruit actie waarbij in 1978 de hal van het Ministerie van Defensie bezet wordt.

Een medewerker komt tijdens die actie informeren wie de leider is, het antwoord luidt: die hebben we niet. De volgende vraag: Wat zijn jullie eisen. En het antwoord: Die hebben we ook niet. Onkruit is een actiegroep zonder leiders, zonder structuur, zonder ledenlijst. Onkruit is een groep acties in plaats van een actiegroep. Het is een nieuw concept: geen woordvoerders, geen leiders, geen eisen. Maar compromisloos de strijd aan gaan. Dat compromisloze zie je ook in de anti kernenergie beweging die in de jaren 70 opkomt: een klein beetje kernenergie kan niet: dat geeft immers evengoed langstralend kernafval.

Toch leidt de compromisloze en niet ideologische actiemethode ook tot spanningen. Neem de kraakbeweging: wat te doen als de gemeente een gekraakt pand wil opkopen en geschikt maken voor verhuur? Het zogenaamd legaliseren? Wijs je dat af en volhard je in de strijd tegen speculatie, leegstand en woningnood? Of sluit je toch een compromis met -tussen aanhalingstekens – de vijand? Ook binnen de strijd voor vrije abortus en de latere strijd voor een humaan vluchtelingenbeleid doken in de jaren 70 en 80 toch ook weer nieuwe ideologische verschillen op, ook de nieuwe generatie actievoerders ontkwam er niet aan. Al was het naar mijn indruk minder dwingend dan in de jaren 60.

Het echt grote probleem waar actievoerend links al decennialang niet uitkomt is echter de vraag van de toelaatbaarheid van geweld en wat er onder geweld verstaan moet worden.

Rode Jeugd

Begin jaren 70 zijn de meest radicale types te vinden in kringen van de Rode Jeugd. In Eindhoven gaat in 1972 een bom af bij een pilaar van het Evoluon, het publiekscentrum van Philips. De Rode Jeugd sommeert Philips om een miljoen gulden over te maken naar het Griekse verzet tegen het Kolonelsregime, anders zal een ‘sabotageprogramma’ in werking treden. De groep heeft ook kontakten met de Griekse verzetsbeweging LEA. In de vroege ochtend van 13 december 1972 doet de politie een inval in het huis van Lucien van Hoesel en vindt onder zijn bed twee pakken met materiaal om bommen te maken, maar volgens van Hoesel is het slechts suiker.

Van Hoesel wordt uiteindelijk tot twee jaar veroordeeld. Was hij verlinkt? Waren er infiltranten van de BVD in de groep? Volgens oud BVD man Frits Hoekstra, die later een boek over zijn werk bij de dienst schreef was Nederland te klein voor een revolutionaire beweging die -zoals de Rode Jeugd – in cellen georganiseerd was. Anders dan in Duitsland hielp ook de – wat Hoekstra noemt – ouwehoer cultuur in Nederland niet mee. “Men kwam elkaar te vaak tegen in het cafe, men diste te graag stoere verhalen op.” Of Hoekstra gelijk had of niet, anders dan in Duitsland en Italië is gewapend verzet in Nederland in ieder geval nooit van de grond gekomen.

Eén van de meest bijzondere gebeurtenissen is in 1976 een reis die een aantal revolutionairen in die zomer onderneemt naar een trainingskamp van het Volksfront voor de bevrijding van Palestina in Aden, Zuid Jemen. De journalisten Frans Dekkers en Daan Dijkman van de Haagse Post besteedden er uitgebreid aandacht aan in hun boek “Een Hollandse Stadsguerrilla uit 1988. Het is voor de meeste deelnemers het hoogte- en eindpunt van hun flirt met de gewapende strijd. De Palestijnse trainers hebben geen idee wat ze met de groep aan moeten, de vrouwelijke expeditieleden liggen -om maar eens wat te noemen – tussen de trainingen door graag in bikini op het strand. Op de terugweg wordt één van de deelneemsters, Lidwien Janssen op het vliegveld van Tel Aviv aangehouden en slaat bij het verhoor onmiddellijk en volledig door.

In juni 1980 ontploft uiteindelijk het huis van oud Rode Jeugd oprichter Henk Wubben aan de Quellijnstraat in Amsterdam. Volgens de politie was die ontploffing veroorzaakt door explosieven in zijn woning. Wubben wordt veroordeeld tot een jaar cel wegens verboden wapenbezit . Oud Groene redacteur Antoine Verbij publiceerde in 2005 een studie naar links radicalisme tussen 1970 en 1980. In dat boek, onder de titel ‘Tien Rode Jaren” schrijft hij over de ontploffing in de woning van Wubben: Met de knal in de Quellijnstraat kwam een einde aan wat je het rode terrorisme in Nederland kan noemen.”

Echt gewelddadige acties van linkse activisten beperkten zich volgens Verbij in de jaren 70 tot een halfslachtige bomaanslag of een overval op een gemeentehuis om aan paspoorten te komen bijvoorbeeld.

Daarnaast leverden enkelen activisten hand en spandiensten aan buitenlandse terreur organisaties zoals de RAF. Verbij schat dat er tussen de 150 en 200 links radicalen betrokken waren bij activiteiten met een geheim, illegaal en gewelddadig karakter. Een groep mensen die zich volgens hem kenmerkt door spijt en schaamte. Van de mensen die opereerden in organisaties als de Rode Jeugd, de Rode Hulp en het Rood Verzetsfront, bleken slechts weinigen bereid hun verhaal te doen schrijft Verbij in zijn boek.

Wat Verbij in zijn overzicht niet noemt zijn de acties van Zuidmolukse jongeren: van de bezetting van het Indonesische consulaat in Amsterdam naar de treinkapingen in 1975 en 1977, de bezetting van de lagere school in Bovensmilde en de gijzelingsactie bij het Provinciehuis van Drenthe in 1978 . Die terreuracties, waarbij de nodige onschuldige doden zijn gevallen, zijn de meest vergaande die ooit in Nederland hebben plaatsgevonden.

Maar ze speelden zich af in een andere context, er waren geen verbindingen tussen de Molukse activisten en links Nederland. Het was een geïsoleerd fenomeen. Interessant is dat voor zover ik weet alle Molukse activisten later spijt betuigd van hun gewelddadig optreden.

Haat en Woede

In de jaren tachtig komt het linkse activisme in ander vaarwater. De sfeer verandert, de woede en het ongeduld nemen toe. De rellen bij de kroning van Beatrix in 1980, waarbij straatstenen door de lucht vliegen op weg naar de vertegenwoordigers van het gezag tekenen naar mijn idee in feite de ondergang van de sociale beweging zoals die nog maar net tot bloei is gekomen. Joost Flint, die in de jaren 80 deel uitmaakt van een groep Onkruiters in Amsterdam blikt in zijn boek Rebellie in de jaren 80, uitgekomen in 2021, op die periode terug. Over de rellen op 30 april 1980 zegt hij: “Alle woede haat en onvrede, dat dagelijkse gevoel dat ze je strot dichtknijpen is eruit gekomen in één grote explosie van spontaan geweld. De dag daarna voel ik me prima. Was het een therapie? Het lijkt erop.” Onkruit Amsterdam wordt een gesloten groep, uit angst voor infiltranten van de BVD.

Steeds vaker is er bij acties over en weer geweld bij confrontaties met de ME. Onkruit acties verschuiven van de dag naar de nacht. De band met totaalweigeren verdwijnt. De sfeer wordt grimmig en intolerant. In de Amsterdamse kraakwereld zijn onderlinge afrekeningen, de politie en ME treden steeds gewelddadiger op, er ontstaat een geweldsspiraal. In 1992 is Joost Flint betrokken bij een laatste actie, wanneer hij met een kleine groep probeert in te breken in een beveiligde afdeling binnen een politiebureau in Amsterdam. Als ze opeens oog in oog met een agent komen te staan zijn ze even aan de grond genageld. Ze weten op het nippertje te ontsnappen. De hele buurt huilt die nacht van de sirenes schrijft Flint in zijn boek. Hij zegt, en ik citeer: “Voor mij was het mijn laatste actie. Ik was niet alleen ontsnapt, maar ook bevrijd.”

Totaalweigeraars die in de jaren 80 uit de gevangenis komen na het uitzitten van hun straf merken de veranderde sfeer ook op: “Toen ik in 1983 uit de gevangenis kwam” zegt oud totaalweigeraar Herbert Bitter “merkte ik dat mensen van kleding waren veranderd. Iedereen liep opeens in zwarte kleding.” Bitter is één van de oud totaalweigeraars die aan het woord komt in de vorig jaar verschenen film ´Onkruit vergaat niet´ over de radicale acties van Onkruit. Zwarte kleding als uiting van woede en frustratie. Een andere oud totaalweigeraar, Frits ter Kuile zegt terugkijkend: “Ik merkte dat ik niet zo van het harde hart was, zoals veel anderen. Ik wilde de agent en de militair in uniform wel als mens blijven zien.” Een derde, Sjak Habets zegt in de film: “Er waren discussies over de RAF en de Rote Brigades. Het ging allemaal te langzaam, er veranderde te weinig, er waren er die tegen die groepen aanschurkten, en achteraf mag je blij zijn dat we niet die kant zijn opgegaan.”

Zelf merkte ik toen ik in 1980 uit de gevangenis kwam hoe snel de radicalisering was gegaan. Als ik op een vergadering zeg dat ik tegen het gooien van stenen ben omdat dat onze zaak niet goed doet valt iedereen over me heen. Watje! En trouwens: die hele gevangenisstraf van mij, wat had dat eigenlijk voor nut gehad? Een beetje in je cel zitten, en de martelaar uithangen, ik had me in plaats daarvan en stuk nuttiger kunnen maken. De aloude propaganda van de daad – geweldloos maar onverzettelijk – die eind jaren zeventig was opgekomen verdween uit beeld.

Dieptepunt in de geweldsexplosie van de jaren tachtig is de verstoring van een bijeenkomst van de toenmalige Centrumpartij in Kedichem in maart 1986. De ongecoördineerde actie loopt al snel uit de hand: alle ramen gaan aan diggelen, rook en brandbommen gaan naar binnen, al snel staat het hotel in de fik. Secretaresse Wil Schuurman van Centrumpartijleider Hans Janmaat springt uit een raam, en komt zo ongelukkig terecht dat later een van haar benen moet worden geamputeerd. Een groep Nijmeegse activisten distantieert zich van de actie in het actieblad Bluf. Maar dat geldt niet voor iedereen. Sommige actievoerders noemde actie juist “een triomf.”

RaRa

Rond die tijd trekt ook de groep Rara de aandacht met brandstichtingen bij MAKRO vestigingen in het hele land. Het zijn de meest vergaande linkse acties die Nederland ooit heeft gekend. De schade loopt in de miljoenen. De actievoerders willen dat het moederbedrijf van de MAKRO, de Steenkolen Handelsvereniging Vereniging SHV haar investeringen in Zuid Afrika terugtrekt. Volgens de politie bestond RARA uit een aantal oud Onkruiters, al is het bewijs is nooit geleverd. Na de 3e MAKRO brand verkoopt de SHV in 1987 haar belangen in Zuid Afrika aan een Zuid Afrikaanse partner.

Ook Shell is eind jaren tachtig regelmatig het slachtoffer van RaRa. Tientallen Shell-stations werden aangevallen, waarbij onder meer gebruikgemaakt werd van fosforbommen. Bij een aanslag in 1987 op het bedrijf Boot Olie BV in Alphen aan de Rijn, dat zaken deed met Zuid-Afrika, ontsnapte de bevolking aan een ramp. Op het terrein van Boot Olie bevond zich een opslagplaats met gasflessen en drie tanks met ongeveer 600.000 liter dieselolie en benzine. De opslagplaats bleef bij de brand op het terrein echter gespaard.

Waren deze acties nog gericht tegen objecten, op 12 november 1991 volgde een aanslag op het woonhuis van toenmalig staatssecretaris van Justitie Aad Kosto, in die tijd staatssecretaris van vreemdelingenzaken. Of RaRa verantwoordelijk was voor de aanslag op het huis van Kosto is nooit duidelijk geworden, de aanslag is niet opgeëist en de verantwoordelijken zijn nooit gearresteerd.

Absoluut dieptepunt – na de aanslag op het huis van de politicus Kosto – is natuurlijk de moord op politicus Pim Fortuyn op 6 mei 2002. Een solistische actie van een zelfverklaarde milieuactivist Folkert van der Graaf. Hij bereikt het tegendeel van wat hij beoogde: de lijst LPF haalt bij de daaropvolgende verkiezingen 26 zetels en kwam in de regering.

De activisten van RARA hebben zich nooit kenbaar gemaakt, zoals ook de kleine groep fanatieke en gewelddadige activisten uit de jaren 70 zich altijd in stilzwijgen hebben gehuld. Met uitzondering van Rene Roemersma, die als enige door de rechtbank tot 5 jaar is veroordeeld wegens betrokkenheid bij de RARA activiteiten. Later komt hij vrij door een juridische vormfout. In een uitzending van Andere Tijden van 17 september 2010 noemt hij de eerste Makro brand ‘succesvol.’ Hij is dan geëmigreerd naar Venezuela. Maar in zijn beige overhemd, met stoppelbaard, bril, en rokend, laat hij weinig los over de motieven en actiemethoden van de groep. Roemersma heeft geen spijt van de actie, en toont zich in Andere Tijden een aanhanger van de gedachte dat geweld tegen materiaal iets anders is dan geweld tegen personen. Ook de aanslag op het woonhuis van Kosto – waar hij volgens hemzelf niet bij betrokken was – veroordeelt hij niet: Ik citeer: “Kosto was vergaand, dat was op het randje.” Roemersma overleed in 2021 op 62 jarige leeftijd. Het is jammer dat een debat over de motieven en actiemethoden van RARA nooit gevoerd is. Dat wil ook niet wanneer de activisten zich tot de dag van vandaag in anonieme stilte hullen.

Nog twee iconische figuren die geweld niet schuwden wil ik hier kort noemen: Klaas de Jonge en Tanja Nijmeijer. Klaas de Jonge smokkelde in de jaren 80 vanuit Mozambique wapens voor het ANC naar Zuid Afrika. Daarmee werden aanslagen gepleegd. Bij één van die aanslagen op een kantoor van het Zuid Afrikaanse leger ging een bom te snel af, er vallen de nodige slachtoffers. De Jonge’s ex vrouw, Helene Pastoors was altijd al kritisch op die actie. “Een doelwit midden in de stad was veel te riskant. Ik was lang niet de enige in het ANC die er zo over dacht” zegt ze jaren later op een bijeenkomst. Klaas de Jonge lukte het nooit om met afstand naar zijn vroegere daden te kijken. In een uitzending van Nieuwsuur zegt hij in 2012: “Er zijn door mijn activiteiten doden gevallen, ja dat is afschuwelijk en ik ben daar ook voor verantwoordelijk, maar dat heb je in een oorlogssituatie.” De Jonge overleed afgelopen voorjaar.

Tanja Nijmeijer was jarenlang actief binnen de Colombiaanse FARC, en staat er getuige haar autobiografie iets anders in. In haar boek uit 2021, met als titel: “van guerrilla naar vredesproces” lukt het haar deels wel om te reflecteren. “Erkennen dat er schade berokkend is, de waarheid ophelderen en spijt betuigen zijn dingen die noodzakelijk zijn om een einde aan het geweld te maken. Maar om vergiffenis vragen betekent niet dat je een full time dader bent. Het is niet gemakkelijk om antwoord te geven op de vraag of ik weer hetzelfde gedaan zou hebben.”

Twee tussentijdse conclusies die je kan trekken: Bij gebrek aan een samenhangende visie op actiemiddelen bij links zie je dat er op een gegeven moment niet meer gepraat wordt maar dat de beweging in allerlei kleine groepen uiteenvalt: van de geharde krakers en latere RARA activisten aan de ene kant tot activisten van bijvoorbeeld de Beweging Defensie Belasting die hun huisraad in beslag genomen zien worden op last van de overheid. En die dat lijdzaam ondergaan. En dus een totaal andere visie op verzet hebben dan de activisten van RARA. Dat is een eerste tussentijdse conclusie: onenigheid over de vraag van de actiemiddelen doet actievoerend links uiteen vallen. Een tweede conclusie: Juist dat geweld van een deel van de beweging is uiteindelijk ook het einde van diezelfde beweging. Vrij naar de uitspraak van de Franse revolutionair George Dantos dat de revolutie ook hier haar eigen kinderen op heeft gegeten.

Effectiviteit

Na het geweld van Rara lijkt het links activisme in een winterslaap te belanden. Pas met de huidige activisten binnen de klimaatbeweging van XR zien we een opleving. Opmerkelijk genoeg vinden we ook veel oud actievoerders uit de jaren 70 en 80 daarin weer terug. Opmerkelijk is ook dat de klimaatactivisten een uitgesproken keuze maken voor geweldloosheid. De acties worden goed voorbereid, en de deelnemers committeren zich vooraf aan de geweldloze code, ook bij aanhouding door de politie wordt alleen lijdzaam verzet geboden. Ze voldoen aan de eerder genoemde uitgangspunten zoals de socioloog Kees Schuyt die al in 1972 formuleerde: de parlementaire weg voor verandering is vastgelopen – in dit voorbeeld: het oplossen van de klimaatvraagstukken, er moet een connectie zijn tussen doel en middel en de acties moeten geweldloos zijn. Wat Schuyt niet noemt is de vraag naar de effectiviteit: wanneer is een actie effectief?

**

Binnen kringen van de klimaatactivisten wordt vaak verwezen naar de zogenaamde drie-en-een-half procent regel: als 3,5 % van de bevolking voor een bepaald doel de straat op wil gaan hangt verandering in de lucht. En om je onderwerp op de agenda te krijgen moet je soms met spectaculaire acties de aandacht trekken.

Toen wij met onze actiegroep Onkruit F-16 straaljagers met verf bekogelden hadden we nog nooit van deze 3,5 % regel gehoord. Maar onze acties hadden wel het effect dat iedereen in Nederland daarna wist wat Onkruit was. Hetzelfde effect zie je bij acties van groepen als Just Stop Oil die de afgelopen jaren met soep naar schilderijen in musea gooiden of zich eraan vastplakten. Die beelden gingen de hele wereld over, en zetten het klimaat vraagstuk nog duidelijker op de agenda. Groepen als XR kunnen daar met massale en geweldloze acties op voortbouwen.

Toch is deze strategie niet zonder gevaar: al kies je alleen schilderijen achter glas, en veroorzaak je geen schade, de link tussen doel en middel is niet voor iedereen duidelijk, en de discussie gaat al snel over de actie en niet over het achterliggende doel. Die link tussen middel en doel is wel weer duidelijk bij een groep die enige tijd in het nieuws was onder de naam Tyre Extinguishers: een groep die banden van grote benzine verslindende SUV’s (Sport Utility Vehicle) laat leeglopen. Van Londen en New York tot Zwolle en Hengelo zijn inmiddels tienduizenden SUV’s op die manier aangepakt. De handleiding is duidelijk: “Als je een SUV in een chique stedelijke buurt hebt gevonden draai je de dop van het ventiel er af. Om de lucht uit het ventiel te laten lopen stop je een kleine gedroogde boon in de ventieldop.” Maar hier is weer de vraag of deze acties niet juist contraproductief zijn: er zullen waarschijnlijk weinig SUV bezitters zijn die bij de aanblik van een lege band hun auto in de ban doen en de kant van de klimaatactivisten zullen kiezen.

Het is hier dus balanceren op een uiterst dun koord: of je krijgt grotere groepen mee, of je raakt door het gekozen actiemiddel juist verder van je doel verwijderd.

Gemengde gevoelens

Als ik mijn eigen activistische periode bij langs ga moet ik zeggen dat ik inmiddels met gemengde gevoelens terugkijk op onze verfacties bij de F-16. Enerzijds hadden die acties  een stimulerend effect voor het antimilitarisme: de groep Onkruit groeide erdoor als kool, de acties gaven ons en anderen de nodige energie om door te gaan met actievoeren tegen leger en militarisme, de publieke opinie nam kennis van onze argumenten.

Anderzijds is het besmeuren van een straaljager natuurlijk een vorm van vernieling, een vorm van geweld. Voor mezelf vond ik het uiteindelijk een acceptabele vorm van geweld.

Maar ingewikkelder werd het toen ik me later bedacht: als ik een straaljager mag besmeuren, mag een ander, die bijvoorbeeld een hekel heeft aan de islam een moskee besmeuren? Of actievoeren tegen een asielcentrum?  Mag ik een ander die met verf gooit veroordelen en die vrijheid voor mezelf wel opeisen? Eerlijk is eerlijk, ik heb het antwoord nog steeds niet. De eeuwige discussie gaat dus zowel over de vraag naar de moraliteit en de effectiviteit van je actie.

Ook wat dat betreft kwam ik pas jaren na mijn activistische tijd tot een belangrijk inzicht: pers en publiek accepteren verdergaande acties eerder wanneer ze zien dat je als activist bereid bent om de consequenties van je actie en je opvattingen te dragen.

Bij de actie op vliegbasis Twente in 1979 werd ik opgepakt omdat ik gezocht werd als totaalweigeraar. Ik had weliswaar wederom met verfzakjes gegooid, maar dat kwam voort uit een overtuiging waarvoor ik nu 12 maanden werd opgesloten. Medegedetineerden herkenden dat onmiddellijk: dat verf gooien vonden ze niks, “maar jij bent wel een principieel figuur, daar heb ik respect voor.” Het was niet alleen mijn ervaring maar ook die van praktisch alle andere totaalweigeraars.

Zo vonden er later meer acties van Onkruit en totaalweigeraars plaats: de bezetting van een wapenfabriek de Kruithoorn, het binnendringen bij wapenonderzoekers van TNO, bij onderzeeboot bouwers van de RDM. Al werden er deuren en kasten opengebroken en papieren uit het raam gegooid, steeds was de pers welwillend. Immers, steeds verdween een deel van de actievoerders als totaalweigeraar in de bak, en dan kun je een potje breken bij het publiek. Lees er de ingezonden brieven in die tijd maar op na.

Toch was het steeds zoeken naar de balans: oorlogsspeelgoed in warenhuizen van anti oorlogstickers voorzien, of met rode verf overgieten, of in elkaar stampen? Een sloopauto met vuurwerk in de fik steken voor de ingang van een militaire basis? Inbreken in militaire bunkers? Een replica van het Amerikaanse Witte Huis in Madurodam in elkaar meppen?

Bij de aanleg van het militair oefenterrein in de Lauwersmeer stond ik begin jaren 80 op het punt om – met een paar anderen- een werkplaats met drainage buizen in de brand te steken. Die buizen waren nodig om het gebied te ontwateren. Ik kwam er voor mezelf niet uit: hoe zou ik dit kunnen verantwoorden? Is zo’n actie acceptabel? Is het effectief? Achteraf prijs ik me gelukkig dat we de actie op het laatste moment hebben afgeblazen.

Wat de keuze van het actiemiddel zo lastig maakt is dat het enerzijds gaat om de moraliteit: dat kun je voor jezelf nog afwegen. De effectiviteit: ‘begrijp het publiek mijn actie’ is al lastiger in te schatten, en kan ook nog in de tijd evolueren. Wat je nu geneigd bent om af te keuren kan achteraf toch een verandering in gang te hebben gezet.

Nog een laatste opmerking daarover: wanneer de actie alleen maar voortkomt uit woede en frustratie lijken al die delicate afwegingen niet meer aan de orde. Ik geef u een – opeens weer verrassend actueel voorbeeld:

Na mijn gevangenisperiode overwoog ik even om me aan te sluiten bij het RVF, het Rood Verzets Front. De eerste actie waarvoor ik werd uitgenodigd was het ingooien van ramen van winkels in een winkelcentrum waar de Israëlische ambassadeur door de burgemeester van Groningen zou worden ontvangen. Het zou een protest zijn tegen de bezettingspolitiek van Israël in de Palestijnse gebieden. Mijn flirt met het RVF was van korte duur: ik begreep niet wat die winkeliers met de politiek van Israël te maken hadden.

Achteraf prijs ik me gelukkig dat ik de ervaring van de totaalweigering met me meedraag: een actie waar de persoonlijke getuigenis centraal staat. De enorme kracht die ik voelde om te weigeren me te laten keuren, de kracht die ik voelde toen de Krijgsraad 18 maanden cel oplegde, het ongemak dat je voelde bij de pers en de politiek dat dit toch niet de bedoeling van onze democratie kon zijn, de sympathie van het publiek, de krachtige uitstraling op andere activisten. Ik leerde dat er bijna niets sterker is dan openlijk ‘Nee’ zeggen als het er echt op aankomt. Niet meedoen, standvastig zijn en geweldloos blijven. Na jaren van twijfel ben ik inmiddels ervan overtuigd dat alleen geweldloos actievoeren voor mij acceptabel is. Maar werkt dat?

Werkt geweldloosheid?

De Amerikaanse politicologe Erica Chenoweth publiceerde onlangs een diepgaande studie, gebaseerd op de analyse van ruim 600 grootschalige conflicten tussen bevolking en dictatoriale regiems tussen 1900 en 2019. Haar opmerkelijke conclusie is, dat geweldloos verzet tweemaal zo effectief is als gewelddadig verzet. Haar boek verscheen dit jaar in een Nederlandse vertaling onder de titel ‘Vredelievend verzet.’ Een aanrader, dat boek.

Nu heeft Chenoweth het over grootschalige protest en verzetsbewegingen die erop zijn gericht om repressieve regiems ten val te brengen. Waar dit protest massaal en geweldloos is, is de kans op succes tweemaal groter dan wanneer activisten overgaan op geweld.

Zelfs ten tijde van de Tweede Wereldoorlog kon geweldloos verzet succes hebben: Chenoweth noemt het massale verzet van Noorse leraren, die weigerden om hun lesprogramma´s aan te passen aan de nieuwe Arische leer. Als het nazi bewind een aantal van het hen arresteert en afvoert naar een kamp in Noord Noorwegen worden ze daar opgewacht door Noorse boeren die hen helpen met voedsel. Niet opgepakte leerkrachten blijven ondertussen de nieuwe orders weigeren. Uiteindelijk trekt de nazi leiding in Noorwegen de maatregel in.

Massaal geweldloos verzet kan zelfs gehate regiems ten val brengen: Chenoweth noemt ook de val van de Sjah in Perzië in 1978, van dictator Marcos op de Filipijnen in 1986, de opstand van de Poolse vakbonden tegen het bewind van Jaroezelski in de jaren 80, de langzame ondermijning van het apartheidsregiem in Zuid Afrika, de val van Milosovic in 2000, Mubarak in Egypte 2011, en het meedogenloze regiem van Bashir in Soedan in 2018, al die regiems kwamen door grotendeels geweldloos verzet ten val. Ook dictators hebben niet het eeuwige leven, en zijn vaak kwetsbaarder dan ze lijken. Ze steunen op medewerking van instituties als veiligheidstroepen, inlichtingendiensten, politie, maar ook economische elites, bankiers, zakenlieden, bureaucraten en ambtenaren. Personeel in publieke diensten, kerken, universiteiten, vakbonden en bekende mensen uit de TV en filmwereld. Het ondergraven van dat netwerk kan jaren duren maar is uiteindelijk effectief.

De val van de Berlijnse Muur in 1989 is misschien wel het meest veelbetekenende voorbeeld van geweldloos verzet. En zo zal ook het regiem van Putin uiteindelijk ten onder gaan, voorspelt Chenoweth. Al is het wel de vraag of Chenoweth hier niet teveel aan wensdenken doet. Want tenminste één nuancering bij haar onderzoek is dat vooral regiems die al wankelen door geweldloos verzet een laatste duwtje kunnen krijgen om om te vallen, denk aan de Filipijnen, Polen, het hele Oostblok, Zuid Afrika. De vraag is of dat ook lukt bij regiems die stevig in het zadel zitten, zoals Rusland en Iran. Dat onderscheid maakt Chenoweth in haar onderzoek niet.

Op haar werk is meer kritiek bijvoorbeeld van de Amerikaanse hoogleraar sociologie Sean Chabot. Haar onderzoek is volgens hem te zwart-wit en haar conclusies te weinig genuanceerd. Haar indeling in gewelddadig/geweldloos is te simpel: in sociale bewegingen loopt dat veelal in elkaar over. Ook heeft Chabot kritiek op haar definitie van succes: ook succesvolle omwentelingen leiden veelal niet tot verbetering van de levensomstandigheden van de armste bevolkingsgroepen.

Lessen van Chenoweth

Toch leert Chenoweth ons een paar belangrijke lessen. Ik zal ze met u doornemen:

1.Met demonstreren alleen kom je er niet. Een beweging alleen kan slagen in haar doel wanneer je in staat bent om andere belangrijke maatschappelijke organisaties bij je verzet te betrekken. Om er een paar te noemen: denk aan vakbonden, kerken, vrouwenorganisaties, bedrijven en consumenten. Wat dat betreft valt er nog een wereld te winnen: Zo hadden de recente massale en geweldloze demonstraties in Belarus en Iran niet het gewenste resultaat, mogelijk door onvoldoende steun van bijvoorbeeld vakbonden, bedrijven en consumenten, althans in de analyse van Chenoweth.

Het apartheidsbewind in Zuid Afrika wordt vaak genoemd als voorbeeld waarbij geweldloos verzet juist niet in staat was om een einde aan dat bewind te maken. Niet voor niets verliet het ANC in 1961 het geweldloze spoor. Toch zegt Chenoweth dat het uiteindelijk de zwarte consumentenboycots en stakingen waren die het regiem deden vallen. Omdat die geweldloze acties het witte bedrijfsleven zoveel schade ging berokkenen dat zij daarom bij de regering de Klerk aandrongen op vergaande hervormingen. Ook internationale boycots speelden een belangrijke rol. Het gewelddadig verzet van het ANC speelde volgens Chenoweth een veel kleinere rol in de val van het apartheidsbewind dan vaak wordt aangenomen.

2. Een actiebeweging moet variëren in actiemiddelen en met humor optreden. Chenoweth noemt een geweldig voorbeeld van Marokkaans verzet tegen de bezetting van de Westelijke Sahara. Als Marokko het tonen van Polisario vlaggen verbiedt, binden activisten die vlaggen om tientallen honden. Ze kondigen een demonstratie aan en de politie is massaal aanwezig. Dan laten de activisten de honden los en staat de politie voor schut. Moeten ze de honden doodschieten? Verjagen? De foto’s gaan de wereld over. Humorvol en zeer effectief was ook de actie van XR bij het platform voor prive jets op Schiphol. Ook hier gingen de foto’s van fietsende activisten met daar achteraan jagende agenten de wereld over. In de jaren 90 gebruikten antimilitaristen in Nederland het concept van de clowns army, overgewaaid uit Engeland. Verkleed als clowns groeven ze met speelgoed schepjes gaten onder de omheiningen van militaire objecten, onder het toeziend oog van de bewaking. Het leverde hilarische beelden op. Het is een grote uitdaging voor een beweging om steeds weer nieuwe acties te verzinnen en verrassend uit de hoek te komen.

3. Soms kunnen juist individuele acties een grote impact hebben. We kennen allemaal het bekende voorbeeld van de zwarte Rosa Parks die in 1955 in de Verenigde Staten in de bus weigerde om op te staan voor een witte reiziger. Maar Chenoweth noemt ook het voorbeeld van de kleine studenten-verzets groep Die Weisse Rose in nazi Duitsland. Zij hadden pamfletten verspreid en werden ter dood gebracht tenzij ze spijt zouden betuigen. Maar de broer en zus Scholl wilden dat niet. Hun dood zorgde voor een knauw in de blinde gehoorzaamheid van het middenkader van de nazi partij zo stelt Chenoweth op basis van Duitse bronnen.

Een vrij onbekend voorbeeld betreft de gereformeerde Kampense politieman Pieter Kapenga, die in november 1942 weigerde om als politieman Joden op te halen met een grote razzia. Kapenga zei eenvoudig weg tegen zijn baas: “Mijnheer dat weiger ik.” Hij wordt gearresteerd, naar Amersfoort gebracht en overleeft ternauwernood concentratiekamp Dachau. Had zijn weigering, en die van een handvol andere dappere politiemensen zin? Ja, zou ik zeggen, want de naam van Kapenga kennen we, de namen van de talloze politiemensen die willoos orders opvolgden zijn we allang vergeten. Wie geweldloos optreedt en daarbij bereid is om grote persoonlijke consequenties te dragen, oogst sympathie van het publiek en ondergraaft het gezag van de autoriteiten. In zekere zin was onze totaalweigering daar ook een voorbeeld van. Onze acties gingen soms ver, maar onze bereidheid de consequentie van de gevangenisstraf te dragen gaf ons veel sympathie van de publieke opinie. Het bracht de politiek in grote verlegenheid, en zette velen aan tot nadenken of activisme.

4. Je moet de media aan je kant zien te krijgen. Chenoweth noemt als voorbeeld deeerste intifada in Palestina, van 1987 tot begin jaren 90. Een massale opstand van ongewapende Palestijnen, gedragen voor vrouwenbewegingen en andere maatschappelijke organisaties. Het massale Israëlische geweld daartegen was dagelijks in de media te zien en leidde tot grote verontwaardiging in Israël en daarbuiten. Die verontwaardiging dwong Israël uiteindelijk tot concessies bij de akkoorden van Oslo.

De Palestijnse vredesactivist Nefez Assaily bevestigt die analyse: Hij is geboren op de Westbank in 1956 en is socioloog. Hij behaalde een master in vredesstudies en conflictoplossing. Over het succes van die eerste, grotendeels geweldloze intifada zegt hij: “In 1967 versloeg Israël de legers van drie landen in zes dagen, maar de geweldloze intifada konden ze niet verslaan.” De les die hij trok was dat Israël het moeilijker had om te gaan met een geweldloze oppositie, dan met een echte oorlog, juist ook vanwege de nationale en internationale verontwaardiging over het geweld van het Israëlisch leger. De 1e intifada leidde uiteindelijk tot de Oslo akkoorden, die later door Hamas werden opgeblazen.

De 2e intifada, van 2000 tot 2005 was veel gewelddadiger en vooral georkestreerd door meer gewelddadige Palestijnse milities leidde slechts tot verdere repressie. De internationale steun van de media voor de Palestijnen nam alleen maar af.

5. De discussie over wel of geen geweld tegen goederen of personen leidt doorgaans tot tweespalt in de beweging en uiteindelijk tot de ondergang daarvan. Niet voor niks dringen informanten van geheime diensten binnen de actiebewegingen vaak aan op hardere acties: ze weten dat dat een beweging splijt, de beweging haar sympathie bij het publiek verliest en de politie de groep gemakkelijker kan opruimen. Een helder voorbeeld: Nijmeegse krakers verloren begin jaren 80 al hun sympathie van de Nijmeegse bevolking nadat ze in een orgie van geweld de ruiten ingooiden bij banken die de bouw van parkeergarages financierden. Voor de hele kraakbeweging geldt dat ze uiteindelijk aan kracht verloor door interne twisten rond het vraagstuk van geweld.

6. Geduld is essentieel. Ongeduld binnen actiegroepen leidt vaak tot radicalisering. Je zag het bij een groep als Onkruit, je zag het binnen de kraakbeweging. Als de acties anoniemer, ongerichter en onnadenkender worden, ontstaat er onderlinge haat en nijd, en verlaten mensen gedesillusioneerd de actie. De beweging Solidarnosc in Polen had tien jaar nodig om het dictatoriale bewind van Jaruzeski ten val te brengen.

En tot slot: 7. Pure geweldloosheid moet geen dogma zijn. Er is niet één absolute waarheid, tijd en omstandigheden verschillen zegt Chenoweth. Korte, felle acties waarbij vernield wordt of sabotage wordt gepleegd kunnen een onderwerp op de agenda zetten en grotere massa’s mobiliseren. Het hangt van de omstandigheden af. Maar stop op tijd en zoek vervolgens steun bij een breder publiek en maatschappelijke organisaties om de actie tot een massale actie te laten uitgroeien.

En daarmee kom ik aan het einde. Mocht het u niet lukken deze 7 punten te onthouden, dan is er troost: op enig moment zal deze lezing in de vorm van een boekbrochure zijn terug te lezen.

Nog een allerlaatste opmerking: We begonnen deze lezing met een korte compilatie van de film ‘Radikale actie Onkruit en XR’ . Een volledige versie van de film die 30 minuten duurt is te zien op de website van Onkruit vergaat niet. Film – Onkruit Vergaat Niet.

Ik dank u voor uw aandacht.

(Willem de Haan (1957) is oud totaalweigeraar, was actief in de actiegroep Onkruit en is socioloog en journalist.)

Literatuur

Henk Hofland: Tegels lichten, Contact 1972

Kees Schuyt: Recht, orde en burgerlijke ongehoorzaamheid, AUP, 1972

Frans Dekkers/Daan Dijkman: Een Hollandse stadsguerrilla, Balans, 1988

Frits Hoekstra, In dienst van de BVD, Boom, 2005

Antoine Verbij: Tien Rode jaren, Ambo, 2005

Jan Willem Stutje: Ferdinand Domela Nieuwenhuis, een romantische revolutionair, Atlas Contact, 2012

Jenne Jan Holtland: De koerier van Maputo. Podium 2021

Tanja Nijmeijer: Van guerrilla naar vredesproces, Hollands Diep 2021

Joost Flint: Rebellie in de jaren 80, eigen beheer J Flint 2021

Nikki Sterkenburg: Van actie tot zelfverwezenlijking: routes van toetreding tot radicaal- en extreemrechts | 2021 | Scholarly Publications ( raadplegen via universiteitleiden.nl)

Arend Hazekamp, Geestverwanten van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, Louise, 2023